Werken van beeldende kunst zijn auteursrechtelijk beschermd. De werktoets hiervoor is dat het moet gaan om een intellectuele schepping van de auteur (dat er creatieve keuzes zijn gemaakt). Op de vraag of dit plagiaat is, kijk je of kenmerkende beschermde aspecten zijn overgenomen. Het gaat in de totaalindruk of er voldoende afstand is genomen van het oorspronkelijke werk of dat het gaat om ontlening. Hier is geen sprake van ‘inspiratie’, dit is naar mijn mening gewoon plagiaat.
Dan rest er nog maar één ontsnappingsroute, die van de parodie exceptie. Het Europese Hof heeft bepaald dat het moet gaan om een duidelijk verschil met het oorspronkelijke werk en dat het werk humoristisch/spottend moet zijn. Nijntje is eerder tegen een parodieverweer aangelopen bij het Hof in Amsterdam. Die oordeelde toen dat een coke-snuivende Nijntje wel mocht. Dat was duidelijk een parodie door het grote contrast met Nijntje, de prikkelende teksten en omdat het geheel de lachlust opwekte. De humor ontgaat mij dit keer (dus ook daar zou de Chinese kunstenaar in mijn ogen nat gaan), maar misschien ben ik iets te gehecht aan Nijntje. (Bron beeld: Twitter)